Binkieblog 7: Er was eens…

Binkie ligt opgerold en kijkt verleidelijk in de camera

Mens vertelt soms rare verhalen

Mens vertelde me net een sprookje. Het ging over een klein, zwart-wit katertje dat bij mensen in een huis woonde. ‘Dat katertje had het best naar zijn zin. Hij speelde en hij werd geknuffeld, en zo groeide hij op tot hij een puber was.

Maar op een dag waren zijn mensen weg. Vlak daarvoor was het maar een rare boel in huis. Er stonden overal dozen (dat was wel leuk) en alle meubels werden verplaatst (dat was niet zo leuk). Toen kwam er een heel grote vrachtwagen met vreemde mensen erin. Die droegen alle spullen uit het huis en zetten ze in de vrachtwagen. En toen het huis helemaal leeg was, reed de vrachtwagen weg.

Daarna zetten de mensen de kleine kater in de tuin, stapten in hun eigen auto en reden ook weg. En daar zat die kleine kater, helemaal in zijn uppie, in de tuin. Eerst dacht hij nog een poosje dat zijn mensen wel terug zouden komen, maar toen het donker was geworden, en weer licht, en de kleine kater nog steeds zijn ontbijtje niet had gehad, begon hij zich een beetje zorgen te maken.’

Hier moest mens even stoppen.

‘Hij bleef zo’n beetje in de tuin wonen, en deed heel dapper zijn best om zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Maar gelukkig kwamen er na een poosje nieuwe mensen in het huis wonen. Zij gaven de kleine kater eten en drinken, en hij kreeg ook weer knuffeltjes. Ze brachten hem naar de KG, en die veranderde hem in een kleine je-weet-wel-kater. Dat was niet zo erg, hoor. Daar merkte hij bijna niks van.

Maar na een poosje raakte de kater gewond. Niemand wist hoe dat kwam. Was hij gebeten door een hond? Of gekrabd door een grote kat? Of had hij zijn nek verbrand aan een hete uitlaat? Hoe dan ook: door de pijn en de jeuk begon de kleine kater te krabben en te krabben. Het gat in zijn nek werd steeds groter, de pijn en de jeuk werden steeds erger, er kwamen bacteriĆ«n bij…’

‘Wat?’ vroeg ik.
‘Dat zijn kleine, gemene beestjes, Binkie,’ zei mens.
‘En toen?’
‘Toen werd de kleine kater heel ziek.’
‘En toen?’
‘Toen vond ik jou en toen raapte ik je op en nou woon je hier.’
‘Mij? Het gaat toch niet over mij? Ik heb hier altijd gewoond.’

‘Ach Binkie,’ zei mens met een zucht. ‘Gelukkig hebben katten niet zo’n goed geheugen.’

Dat is onzin. Ik heb een prima geheugen! Ik weet nog heel goed wat ik gisteren heb gegeten. Dat was eh… Nou ja. Ik wachtte tot mens verder ging met haar rare sprookje. Maar ze wilde me alleen maar aaien.

‘Nou?’ zei ik na een poosje. ‘Hoe loopt het nou af?’
‘Gewoon,’ zei mens. ‘Zoals een sprookje af hoort te lopen: “En hij leefde nog lang en gelukkig!”‘
‘Stom verhaal, zeg. Krijg ik nou een plakje rollade of een kauwstickje?’

En toen kreeg ik een kauwstickje en deed ik een dutje.
Mens leest heel veel boeken met heel veel verhalen, maar ik snap echt niet wat ze daar zo leuk aan vindt.
Al die rare verzinsels.

 

Reacties

reacties